Augustus 1931. De stormachtige ontvangst van een ‘on-Hollands’ schaamteloos boek. De roman Twee meisjes en ik slaat in als een bom. De naam Nijhoff is voorgoed te schande gemaakt, meent de Nederlandse pers. De lezers krijgen inderdaad heel wat te verteren. Twee nog jonge meisjes en hun relatie to... Meer
Augustus 1931. De stormachtige ontvangst van een ‘on-Hollands’ schaamteloos boek. De roman Twee meisjes en ik slaat in als een bom. De naam Nijhoff is voorgoed te schande gemaakt, meent de Nederlandse pers. De lezers krijgen inderdaad heel wat te verteren. Twee nog jonge meisjes en hun relatie tot een veel oudere arts, die het verhaal vertelt. Een Fransman met zijn wat opzichtige jonge lover, een ruwe kolonel, een nukkige nurse, toespelingen op een lesbische verhouding, abortus en drugs. Kortom: een boek van een auteur met lak aan de conventies, die baas in het eigen leven wil zijn, en dat in 1931. De personages vinden elkaar bij toeval in een suf dorp aan de Zuid-Engelse kust. Het decor is een klein hotel en een vakantiehuisje, rotsen en regen, groengrijs water en een streepje strand. A.H. Nijhoff schetst de complexe ontwikkeling in de verhoudingen tussen deze mensen. Ze beschouwt en analyseert, zonder zich over te geven aan de beschrijving van grote allesbeheersende acties. Twintig jaar later vinden de spelers van het eerste uur elkaar terug: ervaringen op veel plaatsen rijker, illusies armer, nieuwe ervaringen tegemoet. De critici richten zich in de maanden na publicatie van Twee meisjes en ik niet zozeer op de (tekorten aan) specifieke, scherp getekende, handelingen. Ze hebben vooral moeite met de onontkoombare geest en sfeer van dit stoere boek die de lezer van nu op de juiste waarde weet te schatten. ‘Het is geen pornografisch boek, er komen geen al te zwoele scènes in voor, de intens gemeene, smerige dingen er in worden slechts even, gevoileerd aangegeven.’ – Het Vaderland, 30 augustus 1931