Arnold Zweig (Glogau, 1887 – Berlijn, 1968) komt uit een gematigd religieuze joodse familie. Zijn literaire debuut Novellen um Claudia verscheen in 1912. Drie jaar later ontving hij voor de tragedie Ritualmord in Ungarn de prestigieuze Kleist-prijs. In hetzelfde jaar, 1915, werd Zweig soldaat in België bij Verdun. Vanaf 1917 werkte hij bij de persafdeling van de opperbevelhebber van het Oosten. Daar kwam de seculiere Zweig in aanraking met de Asjkenazische Joden, voor hem een onvergetelijke ervaring.
Na de Eerste Wereldoorlog raakte Zweig bevriend met Lion Feuchtwanger en Sigmund Freud. Hij ging naar Berlijn, werd redacteur van Jüdische Rundschau en correspondeerde met Hannah Arendt. In 1927 verscheen zijn bekendste werk, Der Streit um den Sergeanten Grischa (1927), gevolgd door romans, essays en novellen en het eveneens beroemd geworden Das Beil von Wandsbek (1943). Zijn roman De Vriendt kehrt heim (1932) is losjes gebaseerd op het leven van Jacob Israël de Haan en de moord op hem.
Na de machtsovername door de nazi's werden Zweigs boeken openlijk verbrand. Hij vluchtte in 1934 naar Palestina, keerde in 1948 terug en vestigde zich in Oost-Berlijn. In Nederland had Arnold Zweig onder meer contact met Theun de Vries en Victor van Vriesland. Zijn werken zijn in de exil-tijd van 1933-1940 gepubliceerd door uitgeverij Querido.